waar zijn spellen goed voor?

Spel als pedagogisch medium
In de speeltuin achter mijn huis zie ik het hele jaar door kinderen spelen: op de speeltoestellen, voetballen, ravotten, tikkertje, klauteren en klimmen, ga zo maar door. Ze vermaken zich uitstekend, leren afspraken maken met elkaar, rekening houden met elkaar, ruzietjes bijleggen. Ze komen er jaren achtereen en worden er groot. Het spel wordt op veel meer plaatsen in de samenleving ingezet als manier om kinderen bezig te houden, bijvoorbeeld op school, jeugdwerk, vakantieweken. Maar is het meer dan vermaak en sociale omgang? Laten we voor een antwoord op die vraag het spel eens nader bekijken.


Waarom spel?
Waarom spelen mensen eigenlijk? Volgens de beroemde Nederlandse cultuurhistoricus Johan Huizinga is het spel een fundamentele vorm van menselijke activiteit, waaruit cultuur ontstaan is. In de evolutionistische visie van Huizinga spelen mensen uit een soort noodzaak tot culturele overleving. Recente cultuurhistorische analyses laten zien dat spel vooral een vorm ("format") is van activiteiten. Die activiteitsvorm wordt gekenmerkt door regels, en door een grote betrokkenheid van de spelers. Essentieel is, dat de speler enige vrijheid geniet om de betreffende activiteit naar eigen wens en inzicht in te vullen. In deze visie ligt het belangrijkste motief voor spel in de mogelijkheid om (jonge) mensen toegang te geven tot complexe culturele activiteiten.

Doen alsof
Een belangrijke en bij jonge kinderen veel voorkomende variant van spel zijn de activiteiten waarin de kinderen doen alsof. In veel speldefinities wordt dit als belangrijk kenmerk aangeduid. In het schoenenwinkelspel doet een van de jongetjes alsof hij een dame op hoge hakken is. Als de juf met (gespeelde) verbazing in de schoendozen kijkt en uitroept: "Er zit niets in!", roept meteen een leerling terug: " Ja, maar we doen alsof". In feite benutten deze leerlingen hun vrijheidsgraden van het spel en definiƫren een voor hen basale regel: 'We doen alsof'. Het onderzoek naar kinderspel heeft laten zien, dat jonge kinderen beschikken over verschillende manieren om deze regel naar anderen te communiceren. Een glimlach terwijl ze iets doen, is vaak ook een manier om dit te communiceren (zie Garvey, 1990).

Spel en ontwikkeling
Volgens Langeveld (1954) is spel een kinderlijke vorm van exploratie van de wereld. Door te spelen, bouwt het kind nieuwe cognitieve en sociaal-emotionele mogelijkheden op. Ook Piaget ziet een duidelijke relatie tussen het spelen en de cognitieve ontwikkeling van kinderen. In het spel laat het kind zich leiden door de ervaringen en denkbeelden die het spel en het spelmateriaal bij de kinderen opwekken (Piaget spreekt dan van assimilatie). In de loop van de ontwikkeling wordt dit meer in evenwicht gebracht met aanpassingen van het denken op grond van de ervaring ('accommodatie'). Het aanvankelijke explorerende spel gaat, aldus Piaget, over in symbolisch spel ('doen alsof) en later in regelspel. In empirisch onderzoek is de relatie tussen spel en ontwikkeling overigens moeilijk vast te stellen.

Spel en leren
De cultuurhistorische visie op menselijke ontwikkeling legt een nauwe relatie tussen spel en leren. Leren is altijd een kenmerk van activiteiten en dus ook van activiteiten in spelvorm. Spel is dus context voor betekenisvol leren. Natuurlijk kunnen kinderen spelen zonder leerbedoelingen, maar zij zullen in zulk spel niettemin van alles leren, zoals sociale omgang of handelingen die voor het spel belangrijk zijn. Als kinderen hinkelen, oefenen ze in sociale omgang, maar ook bijvoorbeeld hun motorische coƶrdinatie. Andersom: als kinderen leren, willen we graag dat het betekenis heeft voor hen. Dit kan als het leren een plaats heeft in activiteiten die voor hen betekenis vol zijn. Voor jonge kinderen is spel zo'n activiteit. Kortom: het is niet zinvol om spel en leren te scheiden in aparte momenten. Activiteit en leren zijn onlosmakelijk verbonden

Spelen – leren – ontwikkelen
Vygotskij en zijn opvolgers kenden het spel ook een speciale plaats toe in hun theorie over kinderlijke ontwikkeling (vgl. van Oers, 2003). In het spel vinden vooral betekenisvolle leerprocessen plaats. Door de betekenisvolheid van de leerprocessen hebben de uitkomsten ook direct een positieve relatie met de speler. Daardoor kunnen leeropbrengsten vanuit het spel een positieve invloed uitoefenen op de kinderlijke ontwikkeling. Door de ontwikkelingen in het spelen ontstaan nieuwe behoeftes aan instrumenten, kennis, vaardigheden en houdingen. Juist deze nieuwe behoeftes roepen nieuwe activiteiten in het leven die gericht zijn op leren, kennen en kunnen.

Functies van spel
In de praktijk van onderwijs en opvoeding wordt spel voor verschillende functies ingezet. Soms wordt spel gebruikt om kinderen te belonen voor hun inspanning en werk. Dat idee is al heel oud, zoals blijkt in een citaat uit Betje Wolf's 'Proeve over de opvoeding' (1870): ´Leert hen dus, speelend: dit is maklyk en aangenaam. Beduidt hen dat hen te onderrichten ene groote goedheid van u is. Laat uw onderwijs altoos het loon hunner gehoorzaamheid zijn en rek uwe les niet te lang: laat er veeleer altoos nog iets te zeggen vallen´.
Het vooruitzicht van de beloning leidt er ook vaak toe dat spel als pedagogische list wordt ingezet, om kinderen een opstap te geven tot instructieactiviteiten. Dit laatste zien we wanneer supermarkt-spelen in de klas wordt gebruikt om kinderen vervolgens rijtjes kale sommen te laten maken.

Spelen in de voor- en vroegschoolse periode
Voor en op de basisschool heeft spel aanvankelijk een aantal basale verschijningsvormen. In eerste instantie is het spel tamelijk sterk op de dingen gericht, inclusief het eigen lichaam. Kinderen willen rollen, rennen, springen, stoeien, maar ook materiaal bewerken (pakken, bijten, uit elkaar halen, stapelen etc). We spreken van manipulerend spel. Later wordt het spel meer gericht op degenen die met die materialen handelen: het wordt rollenspel met allerlei symbolische elementen. Bij de uitvoering van de rollen ontstaat de behoefte om de vaardigheden en instrumenten van die rollen te leren beheersen. De beambte van het postkantoor wil kunnen tellen, schrijven, geld terug geven, etc. De dokter wil recepten schrijven, de politie moet de verkeersregels kennen, handboeien omdoen, etc.

Spel in de bovenbouw van de basisschool?
Het spel verdwijnt niet als kinderen ouder worden. Spel neemt in de loop van de denk- en motievenontwikkeling nieuwe vormen aan. Een bekende variant is die van het regelspel (vgl. Piaget), zoals bordspelen, sport e.d. Daarnaast zien we ook dat het spel de vorm aan kan nemen van het zogenaamde regisseerspel, waarin de speler de handelingen en interacties door anderen laat spelen. We zien dit bijvoorbeeld in allerlei spellen op de computer (zoals bijv de Sims) die voor jongeren nog lange tijd enerverend blijven. Een belangrijke vorm van spel is ook het taalspel, waarin het leren en denken het spelformat aannemen. Leren wordt dan een bewuste productie van kennis en betekenissen, in plaats van het traditionele instructie-en- oefeningmodel.

Spel als pedagogisch medium
Als we activiteiten die betekenis hebben voor kinderen en jongeren, het format van spel laten aannemen, zien we binnen die activiteiten voortdurend leerprocessen van allerlei aard. Niet alleen sociale of motorische vaardigheden worden geleerd, maar ook allerlei cognitieve handelingen die van belang zijn om goed in de betreffende activiteit mee te kunnen doen. Daardoor kan de opvoeder spel als medium inzetten om pedagogische doeleinden te bereiken. Spel is een rijke leercontext waarbinnen leerkrachten en opvoeders kunnen meedoen en kinderen helpen op weg naar een sociale, morele en intellectuele autonomie. Cultuur ontstaat niet alleen in spel, maar wordt ook in de spelcontext doorgegeven.