maandag 8 februari 2010

knutselen!

Knutselen, wat heb je daarvoor nodig?

Berg vouw: Dit is een vouw waarbij de te vouwen lijn aan de buitenkant van het blad komt te zitten. Eigenlijk zal je zien dat je dit soort dingen eigenlijk als vanzelf goed doet omdat je aan de hand van plaatjes al ziet hoe het moet worden.

Dal vouw: Dit is een vouw waarbij de te vouwen lijn binnen in het blad komt te zitten. Verder hetzelfde als bij bergvouw.


Harmonica vouw: Dit is afwisselend een aantal malen een dal en een berg vouw.

Knutselkarton: Dit is karton voor bijv. kaarten van minimaal 160 grams papier. Dit is stevig genoeg om een mooie kaart te krijgen. Als zwaarder (dikker) papier nodig is zal het erbij vermeld staan. Bijvoorbeeld karton van een oude doos uit de supermarkt.

Lijm: Gewone hobbylijm. Meestal is simpele papierlijm (plakstift) al voldoende omdat het meestal voor het plakken van papier is. Voor wat zwaarder karton kan je beter een wat betere (sterkere) lijm nemen omdat de stukken dan sneller en beter aan elkaar komen te zitten.
Wees zuinig met het gebruik van lijm. Teveel geeft een smeerboel.

Liniaal: Om afmetingen over te nemen en mooie rechte lijnen te tekenen gebruik je een liniaal. Een metalen liniaal is ook heel geschikt om langs te snijden en om scherpe vouwen mee te maken.

Mes: Een mes (hobbymes) wordt soms gebruikt om mooie rechte lijnen te snijden. Kijk hiermee wel goed uit want als je uitschiet dan zit het mes zo in je vingers. Laat anders een ouder persoon het snijwerk doen als je niet helemaal zeker van jezelf bent. Leg wel een stuk karton onder het te snijden papier anders wordt de tafel er niet mooier van.

Muizentrapjes: Een muizentrapje, ook wel kaboutertrapje, is een manier van twee stroken in elkaar vouwen. Dat kan voor verschillende dingen gebruikt worden.
Start met twee stroken papier en lijm de punten aan elkaar zoals hiernaast. Vouw nu steeds de stroken om en om over elkaar heen. Blijf hiermee doorgaan tot de hele strook is opgevouwen.


Papier: Voor kaarten zal je stevig papier moeten gebruiken. Lichter papier kan je voor vouw-dingen gebruiken en plaatjes die je ergens op plakt.

Potloden: Deze gebruik je voor mooie lichte kleuren op bijvoorbeeld kaarten. Ook mooie schaduwen zijn goed met een potlood te kleuren. De zwarte potloden (grijze) zijn handig om de eerste opzet te tekenen omdat je de lijnen ook weer makkelijk kan uitgummen.

Ritsen: (ook wel rillen) Dit is het met een botte (ronde) kant van een schaar over een vouwlijn gaan zodat het papier veel makkelijker gevouwen kan worden. Doe dit wel precies want een scheve geritste lijn is daarna bijna niet meer goed recht te vouwen.
En ook hier goed uitkijken met zo'n scherpe schaar.

Schaar: Wat een schaar is dat weet je vast wel. Gebruik wel een goede, scherpe schaar die mooi recht knipt. Als de schaar niet goed knipt krijg je lelijke randen en dat maakt je werkstuk er niet mooier op!
Wees wel voorzichtig met scharen.

Viltstiften: Stiften zijn voor het kleuren van allerlei werkjes. Het werkt wat makkelijker dan verf maar voor wat ruwe werkjes is het vaak makkelijk om verf te gebruiken. Op gekleurd karton werken stiften niet zo mooi omdat de kleur zich mengt met de achtergrond. Op gekleurd karton kun je beter kleurpotloden of plakkertjes gebruiken.

Waterverf: Waterverf is voor het verven en mooi kleuren van allerlei dingen. Gewoon de meest simpele verf, van die harde blokjes in een doosje, is voldoende. Met wat water aan een kwastje krijg je als je wat langer over het blokje beweegt, een mooie heldere kleur.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten